Thomas Watson over de heerlijkheid des hemels:

Toen Fulgentius de praal en luister van het Senaatsgebouw te Rome zag, riep hij uit: 'O, hoe heerlijk moet het hemelse Jeruzalem zijn, als een aards gemeentehuis al zo kostelijk is!'.
In dit zalige Koninkrijk is niets dan heerlijkheid:
  • Daar is de Koning de heerlijkheid, Ps. 24:7
  • Daar zijn de vaten der heerlijkheid, Rom. 9:23
  • Daar zijn tronen der heerlijkheid, Matth. 19:28
  • Daar is het gewicht der heerlijkheid, 2 Kor. 4:17
  • Daar zijn de kronen der heerlijkheid, Openb. 4:4
  • Daar is het Koninkrijk der heerlijkheid, 1 Thess. 2:12
  • Ja, daar is het Afschijnsel der heerlijkheid, Hebr. 1:3
Dit is een rijk, dat waardig is om te verkrijgen

(...)

Er kan geen gebrek zijn, waar Christus is, Die alles en in allen is, Kol. 3:11.
In de hemel is gezondheid zonder ziekte, volheid zonder honger, rijkdom zonder armoede, leven zonder dood. Daar is onbevlekte kuisheid, kreukeloze heerlijkheid, weergaloze schoonheid! Daar is de Boom des levens in het midden van het paradijs. Daar is de fontein, die de hof bevochtigt. Daar bloeit de wijnstok en botten de granaatbomen uit, Hooglied 6:11. Daar is het bankethuis, waar alle delicatessen worden opgediend, waarin God zelfs een vermaak schept. Terwijl wij daar aan tafel zitten, geeft Christus' nardus zijn reuk, Hooglied 1:12. Daar is het liefdebed, daar zijn de gordijnen van Salomo, daar zijn de bergen van specerijen en de stromen van Libanon. Daar zijn de cherubijnen, niet om ons er buiten te houden, maar om ons in het hemelse paradijs te verwelkomen. Daar zullen de heiligen, als een bruid, met paarlen van heerlijkheid versierd worden. Daar zal God ons overvloedig geven 'boven alles wat wij bidden of denken', Ef. 3:20. Is er hier niet voldoende? Wat kan een begerige ziel al niet wensen of bidden? Hamans eergierige hart kon niet alleen het koninklijk kleed en de ring aan 's konings hand begeren, maar zelfs de kroon van zijn hoofd. Iemand kan wel honderd koninkrijken en tienmaal honderdduizend werelden willen hebben. Maar in de hemel zal God ons meer geven dan wij bidden kunnen, ja meer nog dan wij denken kunnen. Wat een heerlijke uitdrukking! Wat kunnen wij niet denken? Wij kunnen denken, als ware het stof der aarde in zilver veranderd, alsof elke steen een klomp goud was, elke bloem een robijn, elk grassprietje een parel, elk zandje aan de oever van de zee een diamant... En toch, wat zou dat alles dan nog betekenen, vergeleken bij het nieuwe Jeruzalem, dat boven is? Het is voor een mens even onmogelijk om met zijn gedachten de hemelse heerlijkheid te omvatten, als het onmogelijk is om de hemelen met een span te meten, Jes. 40:12. O, onvergelijkbare plaats! Wat behoren onze zielen toch naar deze zalige erfenis te verlangen!

Uit: 'Alles is uwe' van Thomas Watson, blz. 85, 92, 93.