Enkele opmerkingen van Wilhelmus à Brakel over het Woord Gods, m.n. de Nederlandse Statenvertaling:

Een wereldswijze zoekt opgesmukte woorden; maar zal zelden ingaan kunnen in het beschouwen van de wonderbare kracht/ deftigheid/ hoogheid en sierlijkheid/ die in den stijl van het Woord is.

(Over de Statenvertaling:) ... Waardoor onze Nederlandsche overzetting alle andere overzettingen/ zoo oude als naderhand gedane/ zeer ver overtreft/ en zoo net en nadrukkelijk de grondteksten heeft uitgedrukt/ dat alle geleerden/ zoo vriend als vijand/ verwonderd zijn; en die onderstaan daar wat op te knibbelen/ betoonen dat ze weinig grondige kennis van de grondtalen hebben. En als een woord ook in een' andere zin kan genomen worden/ zo hebben ze dat op den kant geteekend. De Heere zij gedankt voor dat onwaardeerlijk geschenk!
XXXVI. Doch hoe volmaakt ook een' overzetting zij/ zo is ze toch niet authentiek of onfeilbaar, zij kunnen in 't eene of andere woord missen ...
(zie verder Paragraaf XXXVI en XXXVII uit het hoofdstuk: Van het Woord Gods).


Men moet zich hartelijk verblijden over dat allerdierbaarste geschenk Gods/ het met veel liefde omhelzen/ en zich vervrolijken/ zoo dikwijls als men het ziet/ of in zijne handen neemt. De geheele wereld bijna is zonder Woord; het pausdom onthoudt het den menschen/ en verbrandt de Bijbels met degenen/ die ze gelezen hebben; maar wíj hebben het/ mogen het horen en lezen/ wat moest ons hart zich daarover verblijden! Ps. CXIX:14: "Ik ben vrolijker in den weg Uwer getuigenissen, dan over allen rijkdom". Vers 97: "Hoe lief heb ik Uwe wet". Ps. XIX:11: "Zij zijn begeerlijker dan goud, ja dan veel fijn goud; en zoeter dan honig en honigzeem".

Uit: 'De redelijke Godsdienst' van Wilhelmus à Brakel, op div. plaatsen uit het 2e kapittel 'van het Woord Gods.



Dus denk er nog eens bij na!: Als wij de Bijbel in onze handen hebben, of zelfs nog maar zien liggen, moeten we ons hartelijk verblijden, het met liefde omhelzen en ons vervrolijken! Doen we dat?