Jacobus Borstius over: De dood door Christus overwonnen

Vooraf:
De dood wordt hier ingevoerd als zijnde een persoon of een monster; ofwel allegorisch.
Alle uitleg (cursief tussen haakjes) is toegevoegd door mij, R.A. Steenbergen, omdat het een vrij moeilijk te volgen gedicht is.


Toen de dood zag Godes Zoon,
Aan 't kruishout hangen, vol van hoon,
Beklad met speeksel en met snot,
Eens ieders schimp, eens ieders spot;
Toen dacht hij (de dood), dat 't was zijn aas voorwaar,
En maakte vast zijn tanden klaar;
Hij dacht: Het was nu gapens tijd. ('gapen' betekent hier: met opgesperde kaken iemand dreigen te verslinden; de dood dacht Christus te verslinden)
Maar ziet, hij gaapte veel te wijd:
Zijn kaken bleven open staan,
Zoo dat hem 't aas weer is ontgaan
En Godes Zoon met groter eer,
Kwam fris en ongeschonden weer.
Want Hij (Christus) Die opgezwolgen werd,
Heeft zijne kaken opgesperd, (Christus sperde de kaken van de dood zover open dat de dood zijn eigen kaken niet meer sluiten kan voor Christus en Zijn volk)
Dat hij die nimmer sluiten kan
Voor Hem, en die Hem hangen ān.
O! Wonder, 't onverzaad'lijk graf,
Die leeuwenkuil, weer overgaf
En spoog, met groot verschrikken, uit (de dood verslikte zich als het ware in Christus en spuugde Hem weer uit)
Den onwaardeerelijken buit,
Den onverwinnelijken Held,
Die door den dood was neźrgeveld,
En door hem (de dood) opgesloten werd
In 't graf, als in zijn schoot en hert! (het graf wordt de schoot en het hart van de dood genoemd)
Maar ziet, zo ras Hij (Christus) kwam in 't graf,
Hij stak den dood het harte af;
Hij won zijn wapen en zijn slot
En steld' hem (de dood) openlijk ten spot,
Zodat een Christen hem (de dood) belacht,
Wanneer hij zijne komst verwacht, (wanneer de christen de dood verwacht)
Omdat hij weet dat zijn geweld
Verbroken is door dezen Held.

Dit is een grote overwinning, dat zulk een sterke vijand in zo korte tijd, met zo weinig gerucht,
overwonnen is en verslagen,
door een Persoon Die bij de wereld in gering aanzien was,
Iemand Die men eertijds noemde de timmerman, de Zoon van Jozef, wonende te Nazareth,
en Die naderhand, om Zijn grote gaven, zeer geacht was bij het gemene volk,
maar zo veracht bij de heren en groten, dat zij Hem aan een kruis lieten hangen;
Deze maakt dat de dood, dat schrikkelijk verslindend beest, geen kracht meer heeft, om een ware Christen te verslinden.

Nu mag een gelovige met blijdschap zeggen, en tot spijt van den dood uitroepen: "Uw doden zullen leven, ook mijn dood lichaam, zij zullen opstaan; waakt op en juicht, gij die in het stof woont, want Uw dauw zal zijn als een dauw der moeskruiden, en het land zal de overledenen uitwerpen." (Jes. 26:19). De dood, die sterke Leviathan, die grote zeedraak, die verslindende slang, zal door de Heere vernield worden, Jes. 27:1. Zij, die in de aarde slapen, zullen opstaan ten eeuwigen leven, Dan. 12:2. De dood zal hen niet kunnen houden.

Uit: Geestelijke geneeskunst, bevattende: Raad tegen den dood en middelen tot eene eeuwigdurende gezondheid door Jacobus Borstius. Eerste deel, blz. 168-170