Ds. D. Bakker (1821-1885) over de kleding van zijn kinderen

Na zijn bekering zocht Ds. Bakker dagelijks tijd vrij te maken om Gods aangezicht in het gebed te zoeken en hij zonderde zich daartoe af in een kamer.
Nu was het zijn gewoonte om als hij dat deed, één van zijn kinderen mee te nemen en daarmee hardop te bidden. Dit heeft diepe indruk op die kinderen gemaakt en het heeft ze van veel weerhouden. Toen ze ouder werden bijvoorbeeld, wilden ze niet achter blijven bij hun leeftijdsgenoten en zodoende kwamen er vragen los om mooiere kleren, sieraden enzovoort. Aanvankelijk ging Ds. Bakker daar niet op in, maar toen ze aanhielden, riep hij ze op een dag bij zich in zijn kamer. Hij opende het bureau waarin hij zijn geld bewaarde en vertelde ze dat hij besloten had om ze te geven wat ze verlangden. Een ieder moest nu maar zeggen hoeveel hij dacht nodig te hebben. Terwijl ze hier toch wel wat verbaasd over nadachten, begon hun vader weer te spreken. Hij vertelde ze hoe hij getracht had Gods aangezicht te zoeken in het gebed als zij ziek waren, of op een andere wijze in levensgevaar, zoals zij zelf wel wisten. "Maar", voegde hij er aan toe, "wanneer gij nu als wereldse kinderen gekleed en opgetooid zijt en de Heere dan komen mocht om u op het ziekbed neder te leggen of wanneer gij op een andere wijze door Hem bezocht wordt, dan moet gij mij nimmer meer vragen om voor u te bidden, want met zulke kinderen durft uw vader niet voor het aangezicht des Heeren te verschijnen".
Deze woorden maakten dermate indruk, dat zij het geld niet meer wilden hebben en beloofden om hem hierover niet meer lastig te vallen, waaraan ze zich ook gehouden hebben.


Overgenomen van blz. 108 van de 38e jaargang van het Mbuma zendingsblad